De 30-jarige Linda heeft sinds kort een nieuwe vriend en zou hem dolgraag voorstellen. Er is alleen een probleem en dat heeft te maken met het beroep van haar partner. ”Ze zien me al aankomen zeg, dat kan ik ze niet aandoen.”
Hoogopgeleid
In de rubriek ‘Opgebiecht’ bij het magazine Flair vertelt Linda dat haar vorige vriend advocaat was. De twee zijn vier jaar samen geweest. ”Toen hij me dumpte zag ik dat niet aankomen.”
Via een datingapp leerde ze Luke kennen. ”Leuke vent, ik ben smoorverliefd op hem, maar er is één ding dat ik lastig vind: hij is schilder. Mijn familie ziet me aankomen! Dat kan ik ze niet aandoen. En hém al helemaal niet.”
Linda werkt zelf als juridisch adviseur en heeft er een lange studie op zitten. ”Ik heb een eigen huis en een mooie auto, ga een paar keer per jaar op vakantie en ik hoef ook niet op mijn geld te letten. Ja, het klinkt misschien niet sympathiek, maar ik ben dat zo gewend.”
”Ik kom uit een gezin van vier kinderen en we zijn allemaal hoogopgeleid. Mijn vader is rechter, mijn moeder is huisarts. Dat maakt niet uit, maar ik zeg het om aan te geven dat het bij ons thuis nooit over koetjes en kalfjes gaat.”
Daten
Nadat Linda aan de kant gezet werd door haar ex, vond ze in Luke een nieuwe partner. ”Aanvankelijk vond ik hem prima om de nacht mee door te brengen.”
”Ik twijfelde om steeds af te spreken, want zijn beroep sprak me minder aan. Want hij staat in overall op een steiger iemands kozijnen te verven. Dat is wennen.”
”Hiermee zeg ik niet dat hij dom is, want dat is hij zeker niet, maar we moeten het dus niet hebben van diepgaande gesprekken.”
Voorstellen
Linda heeft nog niets verteld over haar nieuwe vriend. ”Ik wil eigenlijk niet met Luke naar mijn ouders. Dat wordt hel, mijn ouders weten niet wat ze gebeurt. Voor Luke zelf zal het ook ongemakkelijk zijn!”
”Al schijnt downdaten volledig geaccepteerd te zijn tegenwoordig. k weet zeker dat mijn broers en zus hun mening meteen klaar hebben. Natuurlijk gaat het om ons geluk en moet mijn familie maar met hem dealen, maar voorlopig heb ik er nog geen zin in.”